Help bij Configuratiescherminstellingen

Toegankelijkheid
Bluetooth
Certificaten
Communicatie
Datum en tijd
Apparaatbeheer
Kiezen
Beeldscherm
Invoervak
Invoertaal
Toetsenbord
Muis
Eigenaar
Wachtwoord
Energie
Land- en taalinstellingen
Landinstellingen
Programma's verwijderen
Stift
Systeem
Taakbalk en menu Start
Taal van de gebruikersinterface
Volume en geluiden
Opslagmanager
Index


Toegankelijkheid

Via het onderdeel Toegankelijkheid van het Configuratiescherm kunt u de functionaliteit van het toetsenbord, het beeldscherm en de muis aanpassen.

Het onderdeel Toegankelijkheid van het Configuratiescherm biedt toegang tot verschillende hulpmiddelen.

Plaktoetsen
Schakeltoetsen
Geluidswaarschuwing
Hoog contrast
Muistoetsen

Opmerking Als u het onderdeel Toegankelijkheid wilt openen, selecteert u Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklikt u vervolgens op Toegankelijkheid.



Plaktoetsen

Met Plaktoetsen hoeft u maar één toets in te drukken terwijl het lijkt alsof u meerdere toetsen hebt ingedrukt.

De functie Plaktoetsen is ontwikkeld voor gebruikers die er moeite mee hebben om tegelijkertijd twee of meerdere toetsen in te drukken. Wanneer voor een snelkoppeling een toetsencombinatie is vereist, bijvoorbeeld CTRL+P, en u Plaktoetsen hebt geactiveerd, kunt u eerst een wijzigingstoets (CTRL, ALT of SHIFT) of de toets met het Windows-logo indrukken. Deze toets blijft actief tot de andere toets is ingedrukt.

Plaktoetsen inschakelen:

  1. Open het onderdeel Toegankelijkheid: selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Toegankelijkheid.
  2. Schakel in het gedeelte Plaktoetsen van het tabblad Toetsenbord het selectievakje Plaktoetsen gebruiken in.

Als u Plaktoetsen wilt uitschakelen, schakelt u het selectievakje Plaktoetsen gebruiken uit.

Opmerking Als het selectievakje Sneltoets gebruiken in het dialoogvenster Instellingen voor Plaktoetsen is ingeschakeld, kunt u Plaktoetsen in- of uitschakelen door vijf keer op SHIFT te drukken.

Zie ook
Instellingen voor Plaktoetsen wijzigen


Instellingen voor Plaktoetsen wijzigen

De functie Plaktoetsen is ontwikkeld voor gebruikers die er moeite mee hebben om tegelijkertijd twee of meerdere toetsen in te drukken. Wanneer voor een snelkoppeling een toetsencombinatie is vereist, bijvoorbeeld CTRL+P, en u Plaktoetsen hebt geactiveerd, kunt u eerst een wijzigingstoets (CTRL, ALT of SHIFT) of de toets met het Windows-logo indrukken. Deze toets blijft actief tot de andere toets is ingedrukt.

  1. Open het onderdeel Toegankelijkheid: selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Toegankelijkheid.
  2. Klik op Instellingen in het gedeelte Plaktoetsen van het tabblad Toetsenbord. Doe het volgende:


Schakeltoetsen

De functie Schakeltoetsen zorgt ervoor dat geluiden worden afgespeeld wanneer bepaalde vergrendeltoetsen worden ingedrukt.

Schakeltoetsen is ontwikkeld voor slechtzienden en gebruikers met een cognitieve handicap. Wanneer de functie Schakeltoetsen actief is, wordt een geluid afgespeeld wanneer de vergrendeltoetsen (CAPS-LOCK, NUM-LOCK en SCROLL-LOCK) worden ingedrukt. Bij het vergrendelen wordt een hoog geluid afgespeeld, bij het ontgrendelen een laag geluid.

Schakeltoetsen inschakelen:

  1. Open het onderdeel Toegankelijkheid: selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Toegankelijkheid.
  2. Schakel in het gedeelte Schakeltoetsen van het tabblad Toetsenbord het selectievakje Schakeltoetsen gebruiken in.

Als u Schakeltoetsen wilt uitschakelen, schakelt u het selectievakje Schakeltoetsen gebruiken uit.

Opmerkingen

Geluidswaarschuwing

De functie Geluidswaarschuwing zorgt ervoor dat systeemgeluiden worden omgezet in visuele waarschuwingen.

Geluidswaarschuwing is ontwikkeld voor gebruikers die de door de computer gegenereerde systeemgeluiden niet goed kunnen horen. U kunt Geluidswaarschuwing zodanig instellen dat met visuele waarschuwingen, bijvoorbeeld een knipperende titelbalk of rand, wordt aangegeven dat de computer een geluid heeft gegenereerd.

Geluidswaarschuwing inschakelen:

  1. Open het onderdeel Toegankelijkheid: selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Toegankelijkheid.
  2. Schakel in het gedeelte Geluidswaarschuwing van het tabblad Geluid het selectievakje Geluidswaarschuwing gebruiken in.

Als u Geluidswaarschuwing wilt uitschakelen, schakelt u het selectievakje Geluidswaarschuwing gebruiken uit.



Hoog contrast

Als u de functie Hoog contrast inschakelt, worden alternatieve kleuren en tekengrootten gebruikt die het schermcontrast vergroten.

De functie Hoog contrast is ontwikkeld voor slechtziende gebruikers. Een kleurenschema met hoog contrast kan ervoor zorgen dat het scherm voor sommige gebruikers beter leesbaar wordt. Het contrast wordt vergroot door alternatieve kleurencombinaties in te stellen. Bij sommige schema's wordt ook de tekengrootte aangepast, zodat tekst beter leesbaar is.

Hoog contrast inschakelen:

  1. Open het onderdeel Toegankelijkheid: selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Toegankelijkheid.
  2. Schakel in het gedeelte Hoog contrast van het tabblad Weergave het selectievakje Hoog contrast gebruiken in.

Als u Hoog contrast wilt uitschakelen, schakelt u het selectievakje Hoog contrast gebruiken uit.

Opmerking Als het selectievakje Sneltoets gebruiken in het dialoogvenster Instellingen voor Hoog contrast is ingeschakeld, kunt u Hoog contrast in- en uitschakelen door op ALT-LINKS+SHIFT-LINKS+PRINT-SCREEN te drukken (afhankelijk van de overige instellingen in het dialoogvenster Toegankelijkheid). Als u het dialoogvenster Instellingen voor Hoog contrast wilt weergeven, opent u het onderdeel Toegankelijkheid, selecteert u het tabblad Weergave en klikt u vervolgens op Instellingen in het gedeelte Hoog contrast.

Zie ook
Instellingen voor Hoog contrast wijzigen


Instellingen voor Hoog contrast wijzigen

De functie Hoog contrast is ontwikkeld voor slechtziende gebruikers. Een kleurenschema met hoog contrast kan ervoor zorgen dat het scherm voor sommige gebruikers beter leesbaar wordt. Het contrast wordt vergroot door alternatieve kleurencombinaties in te stellen. Bij sommige schema's wordt ook de tekengrootte aangepast, zodat tekst beter leesbaar is.

  1. Open het onderdeel Toegankelijkheid: selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Toegankelijkheid.
  2. Klik op Instellingen in het gedeelte Hoog contrast van het tabblad Weergave. Doe het volgende:


Muistoetsen

De functie Muistoetsen maakt het mogelijk om muisfuncties uit te voeren via het toetsenbord.

Muistoetsen is ontwikkeld voor gebruikers die er moeite mee hebben om met een muis te werken. Als Muistoetsen is geactiveerd, kunt u de muisaanwijzer besturen met het numerieke toetsenblok. Als u het numerieke toetsenblok zowel wilt gebruiken voor het invoeren van gegevens als voor de navigatie, kunt u opgeven dat u Muistoetsen wilt activeren door op NUM-LOCK te drukken.

  1. Open het onderdeel Toegankelijkheid: selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Toegankelijkheid.
  2. Klik op Instellingen in het gedeelte Muistoetsen van het tabblad Muis.
  3. Voltooi indien nodig het volgende:
Zie ook
Muistoetsen inschakelen
Muistoetsen inschakelen door middel van toetsaanslagen
Klikken met behulp van Muistoetsen
Slepen met behulp van Muistoetsen
De muisaanwijzer verplaatsen met behulp van Muistoetsen


Muistoetsen inschakelen

Muistoetsen is ontwikkeld voor gebruikers die er moeite mee hebben om met een muis te werken. Als Muistoetsen is geactiveerd, kunt u de muisaanwijzer besturen met het numerieke toetsenblok. Als u het numerieke toetsenblok zowel wilt gebruiken voor het invoeren van gegevens als voor de navigatie, kunt u opgeven dat u Muistoetsen wilt activeren door op NUM-LOCK te drukken.

Muistoetsen inschakelen:

  1. Open het onderdeel Toegankelijkheid.
  2. Schakel in het gedeelte Muistoetsen van het tabblad Muis het selectievakje Muistoetsen gebruiken in.

Als u Muistoetsen wilt uitschakelen, schakelt u het selectievakje Muistoetsen gebruiken uit.

Zie ook
Muistoetsen inschakelen door middel van toetsaanslagen


Muistoetsen inschakelen door middel van toetsaanslagen

  1. Druk op ALT + linker-SHIFT + NUM LOCK.
  2. Druk op de spatiebalk om het selectievakje Muistoetsen gebruiken in het berichtenvenster van Muistoetsen uit te schakelen.
  3. Druk op TAB en vervolgens op ENTER.

Als u Muistoetsen niet met de bovengenoemde toetsencombinatie kunt inschakelen, voert u de onderstaande stappen uit.

  1. Open het onderdeel Toegankelijkheid.
  2. Druk op CTRL+TAB tot het tabblad Muis is geselecteerd.
  3. Druk op de spatiebalk om het selectievakje Muistoetsen gebruiken in te schakelen.
  4. Druk twee keer op TAB om OK te selecteren en druk vervolgens op ENTER.
Opmerkingen Zie ook
Muistoetsen inschakelen
Klikken met behulp van Muistoetsen
Slepen met behulp van Muistoetsen
De muisaanwijzer verplaatsen met behulp van Muistoetsen


Klikken met behulp van Muistoetsen

  1. Schakel indien nodig de functie Muistoetsen in. Als u Muistoetsen wilt activeren, opent u het onderdeel Toegankelijkheid, selecteert u het tabblad Muis en schakelt u vervolgens het selectievakje Muistoetsen gebruiken in.
  2. Gebruik de toetsen van het numerieke toetsenblok om te klikken, te dubbelklikken of met de rechtermuisknop te klikken. Als de functie Muistoetsen niet werkt, drukt u op NUM-LOCK en probeert u het opnieuw.

Opmerkingen Zie ook
Muistoetsen inschakelen
Muistoetsen inschakelen door middel van toetsaanslagen
Slepen met behulp van Muistoetsen
De muisaanwijzer verplaatsen met behulp van Muistoetsen


Slepen met behulp van Muistoetsen

  1. Schakel indien nodig de functie Muistoetsen in. Als u Muistoetsen wilt activeren, opent u het onderdeel Toegankelijkheid, selecteert u het tabblad Muis en schakelt u vervolgens het selectievakje Muistoetsen gebruiken in.
  2. Gebruik de toetsen van het numerieke toetsenblok om objecten te slepen en neer te zetten. Als de functie Muistoetsen niet werkt, drukt u op NUM-LOCK en probeert u het opnieuw.
Opmerkingen Zie ook
Muistoetsen inschakelen
Muistoetsen inschakelen door middel van toetsaanslagen
Klikken met behulp van Muistoetsen
De muisaanwijzer verplaatsen met behulp van Muistoetsen


De muisaanwijzer verplaatsen met behulp van Muistoetsen

  1. Schakel indien nodig de functie Muistoetsen in. Als u Muistoetsen wilt activeren, opent u het onderdeel Toegankelijkheid, selecteert u het tabblad Muis en schakelt u vervolgens het selectievakje Muistoetsen gebruiken in.
  2. Gebruik de toetsen van het numerieke toetsenblok om de muisaanwijzer te verplaatsen. Als de functie Muistoetsen niet werkt, drukt u op NUM-LOCK en probeert u het opnieuw.
Opmerkingen Zie ook
Muistoetsen inschakelen
Muistoetsen inschakelen door middel van toetsaanslagen
Klikken met behulp van Muistoetsen
Slepen met behulp van Muistoetsen


Communicatie

De apparaatnaam wijzigen
Instellingen van de pc-verbinding aanpassen


De apparaatnaam wijzigen
  1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
  2. Open het pictogram Systeem.
  3. Voer op het tabblad Apparaatnaam een apparaatnaam in.


Instellingen van de pc-verbinding aanpassen

Let op De baudrate van het apparaat moet overeenkomen met de baudrate van de pc. Als u de baudrate op de ene computer wijzigt, moet u dat ook op de andere doen. Zie Windows CE Services Help op uw pc voor meer informatie over het wijzigen van de baudrate op de pc.

  1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
  2. Dubbelklik op het pictogram PC-verbinding.
  3. Controleer of Verbinding met bureaucomputer toestaan als het apparaat is aangesloten is geselecteerd.
  4. Selecteer Wijzigen.
  5. Selecteer een andere verbinding of een andere baudrate.
Zie ook
Instellingen kieslocatie aanpassen
Kiespatronen aanpassen
Help bij netwerk- en inbelverbindingen


Datum en tijd instellen

  1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
  2. Open het pictogram Datum/tijd.
  3. Als u de maand wilt instellen op het tabblad Datum en tijd, kunt u de pijlen aan weerszijden van de weergegeven maand selecteren of het label voor maand selecteren om uit een lijst van maanden te kiezen.
  4. De datum kunt u in de kalender selecteren.
  5. U kunt de tijd instellen door deze in te voeren in het vak Huidige tijd.
  6. U kunt de tijdzone aanpassen door deze te selecteren in de lijst met het label Tijdzone.
  7. Kies Toepassen of OK om uw instellingen van kracht te laten worden.


Help bij instellingen

Apparaatbeheer

Met de toepassing Apparaatbeheer in Windows CE kunt u nieuwe software downloaden en installeren. Daarnaast kan uw systeembeheerder met Apparaatbeheer bepaalde aspecten van uw apparaat beheren. Apparaatbeheer instellen
Apparaatbeheerinformatie wijzigen
Geïnstalleerde en beschikbare software bekijken
Verbindingsinformatie zoeken


Apparaatbeheer instellen

Wanneer u Apparaatbeheer voor de eerste keer instelt, maakt u verbinding met de apparaatbeheerserver die software op uw apparaat downloadt en installeert.

  1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
  2. Klik op het pictogram Apparaatbeheer.
  3. Typ in het dialoogvenster Apparaatbeheer de naam of het IP-adres van de apparaatbeheerserver. Als u de naam of het IP-adres van uw apparaatbeheerserver niet kent, raadpleegt u uw systeembeheerder.
  4. Schakel Beveiligde verbindingen gebruiken in als uw organisatie beveiligde verbindingen (https://) vereist.
  5. Selecteer Next om verbinding te maken met de apparaatbeheerserver.

    Opmerking: wanneer uw apparaat verbinding maakt met de apparaatbeheerserver, wordt er in een Internet Explorer-venster een welkomstboodschap weergegeven. Sluit dit venster om verder te gaan.
    Zie ook
    Apparaatbeheer
    Geïnstalleerde en beschikbare software bekijken
    Verbindingsinformatie zoeken
    Apparaatbeheerinformatie wijzigen


    Apparaatbeheerinformatie wijzigen

    Als u de naam of de verbindingsinstellingen voor de aparaatbeheerserver wilt wijzigen,

    1. selecteert u de knop Info... in het venster Beschikbare programma's. Een venster Verbindingsinformatie verschijnt, waarin de naam van uw apparaatbeheerserver, de status daarvan en andere belangrijke informatie wordt getoond.
    2. Selecteer de knop Instellingen.... Het venster Instellingen apparaatbeheer verschijnt.
    3. Als u de naam of het UP-adres van de server wilt wijzigen, typt u de nieuwe informatie in het vak Servernaam of IP-adres.
    4. Als u het type verbinding dat u gebruikt wilt wijzigen, schakelt u Beveiligde verbinding gebruiken in of uit.
    5. Selecteer Next om verbinding te maken met de apparaatbeheerserver.

      Opmerking: wanneer uw apparaat verbinding maakt met de apparaatbeheerserver, wordt er in een Internet Explorer-venster een welkomstboodschap weergegeven. Sluit dit venster om verder te gaan.
      Zie ook
      Apparaatbeheer
      Apparaatbeheer instellen
      Geïnstalleerde en beschikbare software bekijken


      Geïnstalleerde en beschikbare software bekijken

      Als de verbinding met uw apparaatbeheerserver actief is, kunt u de software bekijken die is geïnstalleerd op uw apparaat, en de software die beschikbaar is om te installeren. Deze software is meestal een toepassing, maar kan ook een apparaatinstelling of een gegevensbestand zijn.

      1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm
      2. Klik op het pictogram Apparaatbeheer.
      3. Als de verbinding met de apparaatbeheerserver actief is, verschijnt het dialoogvenster Apparaatbeheer met het venster Beschikbare programma's. Een lijst met programma's die u kunt toevoegen wordt getoond.
      4. Om ervoor te zorgen dat deze lijst up-to-date is, selecteert u de knop Vernieuwen om een lijst met de meest recente programma's op te halen.
      5. Selecteer de pijl omlaag naast de titel Beschikbare programma's om de lijst met reeds geïnstalleerde programma's te bekijken. De lijst met Geïnstalleerde programma's verschijnt op het scherm.

        Opmerking:
        Selecteer de knop Info... om de informatie over uw huidige verbinding te bekijken. Een venster Verbindingsinformatie verschijnt, waarin de naam van uw apparaatbeheerserver, de status daarvan en andere belangrijke informatie wordt getoond.
        Zie ook
        Apparaatbeheer
        Apparaatbeheer instellen
        Apparaatbeheerinformatie wijzigen

        Verbindingsinformatie zoeken

        Selecteer de knop Info... in het venster Beschikbare programma's om de informatie over de huidige apparaatbeheerverbinding te bekijken. Een venster Verbindingsinformatie verschijnt, waarin de naam van uw apparaatbeheerserver, de status daarvan en andere belangrijke informatie wordt getoond. Zie Geïnstalleerde en beschikbare software bekijken voor meer informatie.

          Zie ook
          Apparaatbeheer
          Apparaatbeheer instellen
          Apparaatbeheerinformatie wijzigen


          Kiezen
          Instellingen kieslocatie aanpassen
          Kiespatronen aanpassen


          Instellingen kieslocatie aanpassen
          1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
          2. Open het pictogram Kiezen.
          3. Selecteer in de lijst Bij kiezen vanuit de locatie waarvoor u de instellingen wilt wijzigen.
            Als u een nieuwe locatie wilt maken, selecteert u Nieuw. Voer de naam van de locatie in en klik vervolgens op OK.
          4. Voer een netnummer en een landcode in of wijzig de bestaande gegevens.
          5. Selecteer Toon of Puls bij Bellen met. De meeste telefoonlijnen gebruiken toonkeuze.
          6. Als u automatisch de wachtstand wilt uitschakelen, selecteert u Wachtstand uitschakelen door kiezen van. Selecteer vervolgens de juiste nummervolgorde in de lijst of voer een nieuwe volgorde in.
          Zie ook
          Kiespatronen aanpassen


          Kiespatronen aanpassen
          1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
          2. Open het pictogram Kiezen en selecteer vervolgens Kiespatronen.
          3. Wijzig de kiespatronen met behulp van de codes in dit onderwerp.

          Opmerkingen

          Kiestekens
          BewerkingTeken
          Landcode gebruiken (opgegeven in het kiesprogramma)E
          Netnummer gebruiken (opgegeven in het kiesprogramma)F
          Abonneenummer gebruiken (opgegeven in het kiesprogramma)G
          Een pauze invoegen (gewoonlijk 2 seconden), (komma)
          Wachten op creditcardtoon (opgegeven in het kiesprogramma)$ (dollarteken)
          Wachten op tweede toon (gewoonlijk na $)W
          Voor de volgende nummers toonkeuze gebruikenT
          Voor de volgende nummers pulskeuze gebruikenP
          Overzetten naar een ander toestel (0,5 sec hoorn op, 0,5 sec hoorn af)! (hookflash)
          Wachten op "stil antwoord" (gewoonlijk aangegeven door 6,5 seconden stilte gevolgd door een beltoon)@
          Speciale besturingstekens op sommige systemen (alleen toon)ABCD of * of #
            Zie ook
            Instellingen kieslocatie aanpassen


            Weergave

            Een achtergrondafbeelding selecteren
            Het kleurenschema van het bureaublad wijzigen
            Een aangepast kleurenschema maken
            Instellingen van het schermlicht wijzigen


            Een achtergrondafbeelding selecteren
            1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
            2. Open het pictogram Beeldscherm en selecteer vervolgens het tabblad Achtergrond.
            3. Selecteer in de lijst Afbeelding de afbeelding die u wilt gebruiken als achtergrond van het bureaublad. Als u een afbeelding in een andere map wilt zoeken, selecteert u Bladeren.
            4. Als de afbeelding de gehele achtergrond moet vullen, selecteert u Naast elkaar op achtergrond.


            Het kleurenschema van het bureaublad wijzigen

            Als u een kleurenscherm hebt, kunt u het kleurenschema van het bureaublad wijzigen.

            1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
            2. Open het pictogram Beeldscherm en selecteer vervolgens het tabblad Vormgeving.
            3. Selecteer een schema in de lijst Schema.
            4. Bekijk uw keuze in het vak Voorbeeld. Als het schema u bevalt, selecteert u Toepassen.
            Zie ook
            Een aangepast kleurenschema maken


            Een aangepast kleurenschema maken

            Als u een kleurenscherm hebt, kunt u het kleurenschema van het bureaublad wijzigen.

            1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
            2. Open het pictogram Beeldscherm en selecteer vervolgens het tabblad Vormgeving.
            3. Selecteer een weergave-item in de lijst Item.
            4. Selecteer het zwarte vierkantje naast de lijst Item.
            5. Selecteer een kleur in de lijst Basiskleuren en selecteer OK.
            6. Bekijk uw kleurselectie(s) in het vak Voorbeeld.
            7. Als u het schema wilt opslaan, selecteert u Opslaan.
            8. Voer in het vak Dit kleurenschema opslaan als een naam in voor het schema en selecteer OK.
            9. Selecteer Toepassen.

            Tip Als u zelf kleuren wilt definiëren, selecteert u bij Aangepaste kleuren in het dialoogvenster Kleur een leeg vierkant en selecteert u vervolgens Definiëren. Selecteer ? in het dialoogvenster Kleur voor meer informatie.



            Instellingen van het schermlicht wijzigen

            U kunt de instellingen van het schermlicht wijzigen als u een zwart/wit-scherm hebt. De fabrikant van het apparaat kan geavanceerde functies voor het schermlicht hebben toegevoegd. Raadpleeg de documentatie van de fabrikant voor meer informatie.

            Als u de accu's en de schermresolutie wilt sparen, schakelt u het schermlicht uit als het apparaat niet actief is.

            1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
            2. Open het pictogram Beeldscherm.
            3. Selecteer op het tabblad Schermlicht één of beide selectievakjes om het schermlicht uit te schakelen wanneer u accu's of een externe stroomvoorziening gebruikt.
            4. Selecteer in de juiste lijst de tijd dat het apparaat niet actief moet zijn voordat het schermlicht wordt uitgeschakeld.

            Opmerking Als u de accu's nog meer wilt sparen, stelt u alle bewerkingen uit wanneer het apparaat niet actief is.

            Zie ook
            Apparaat uitschakelen als het niet actief is



            Invoervak

            1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
            2. Open het pictogram Invoervak.
            3. Selecteer de invoermethode die u wilt wijzigen.
            4. Selecteer Opties.
            5. Selecteer de gewenste opties.


            Toetsenbord
            1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
            2. Open het pictogram Toetsenbord.
            3. Als u wilt aangeven hoe lang een toets moet worden ingedrukt voordat deze wordt herhaald, sleept u de schuifknop Herhaalvertraging.
            4. Als u de herhaalsnelheid wilt wijzigen, sleept u de schuifknop Herhaalsnelheid.
            5. Test de nieuwe instellingen.


            Muis
            1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
            2. Open het pictogram Muis.
            3. Dubbelklik op het raster op het tabblad Dubbelklikken om een comfortabele snelheid in te stellen.
            4. Dubbelklik op het pictogram Testen om de instellingen te testen.


            Eigenaar Eigenaaridentificatie
            Wachtwoord
            Identificatie voor externe netwerken instellen


            Eigenaaridentificatie
            1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
            2. Open het pictogram Eigenaar en selecteer vervolgens het tabblad Identificatie.
            3. Voer de gewenste gegevens in of wijzig de bestaande gegevens.
            4. Als u deze gegevens wilt weergeven wanneer u het apparaat start, selecteert u Eigenaars-id weergeven.
            5. Als u meer gegevens wilt toevoegen, selecteert u het tabblad Opmerkingen en voert u de gegevens in het vak Opmerkingen in.
              Als u deze gegevens bij het opstarten wilt weergeven, selecteert u Opmerkingen van eigenaar weergeven bij opstarten.
            6. Raadpleeg Identificatie voor externe netwerken instellen voor het instellen van identificatie van externe netwerken.
            Zie ook
            Weergave
            Wachtwoord
            Identificatie voor externe netwerken instellen


            Wachtwoord

              Let op Als u uw wachtwoord vergeet of als het mobiele apparaat is vastgelopen en opnieuw instellen niet werkt, moet u het apparaat volledig opnieuw instellen volgens de instructies van de fabrikant. Hierdoor worden alle bestanden en gegevens die u hebt gemaakt en alle programma's die u hebt geïnstalleerd, gewist.

              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Wachtwoord.
              3. Typ het wachtwoord in het vak Wachtwoord.
              4. Typ het wachtwoord opnieuw in het vak Wachtwoord bevestigen.
              5. Als u het wachtwoord wilt invoeren tijdens het opstarten, selecteert u Wachtwoordbeveiliging inschakelen.

              Zie ook
              Eigenaar
              Identificatie voor externe netwerken instellen


              Identificatie voor externe netwerken instellen
              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Eigenaar.
              3. Voer op het tabblad Netwerk-ID de gebruikersnaam, het wachtwoord en de domeinnaam in waarmee u zich aanmeldt bij het externe netwerk.
              Zie ook
              Eigenaar
              Wachtwoord


              Energie

              Accuspanning controleren
              Apparaat uitschakelen als het niet actief is
              Levensduur van accu's optimaliseren
              Uw energiebeheerschema's instellen
              Controleer de energieniveau's van uw systeemapparaten


              Accuspanning controleren

              Opmerking Op het tabblad Accu staat algemene informatie over de status van de accu. De resterende bruikbare bedrijfstijd is afhankelijk van het type accu en hoe u uw apparaat gebruikt



              Apparaat uitschakelen als het niet actief is
              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Energie en selecteer vervolgens het tabblad Geen stroom.
              3. Selecteer de gewenste opties voor het uitstellen van bewerkingen wanneer het apparaat niet wordt gebruikt.

              Opmerking Als u het tabblad Geen stroom niet ziet, is actief energiebeheer ingeschakeld. Raadpleeg Uw energiebeheerschema's instellen voor actieve instellingen voor energiebeheer.

              Tip Het uitstellen van bewerkingen spaart accu's.



              Levensduur van accu's optimaliseren

              U wilt de accu's zo lang mogelijk kunnen gebruiken, zeker als u onderweg bent. Onder normale omstandigheden kunt u vele uren gebruik maken van een set accu's. Hier vindt u een aantal tips om ze zo lang mogelijk te kunnen gebruiken.

              Opmerking Wanneer de spanning van de accu's laag is, ziet u een pictogram van een accu op de taakbalk.

              Zie ook
              Geluiden van gebeurtenissen wijzigen
              Apparaat uitschakelen als het niet actief is


              Uw energiebeheerschema's instellen
              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Energie en selecteer vervolgens het tabblad Schema's.
              3. Selecteer de gewenste opties voor het invoeren van gereduceerde energieniveaus

              Opmerking Als u het tabblad Schema's niet ziet, is passief energiebeheer ingeschakeld. Raadpleeg Apparaat uitschakelen als het niet actief is voor de instellingen voor passief energiebeheer.

              De tijdopties vertegenwoordigen de tijd die moet verstrijken voordat het systeem naar de volgende energiebesparingsstatus schakelt. Als bijvoorbeeld "Schakelen naar Niet-actief systeem:" is ingesteld op "Na 5 minuten" dan zal het systeem van "gebruiker niet actief" naar "systeem niet actief gaan" als het systeem langer dan 5 minuten niet actief is.

              Zelfs als de tijd "Nooit" is geselecteerd, zal het systeem naar gelang de omstandigheden overschakelen naar een lagere energiebesparingsstatus. Als bijvoorbeeld "Schakelen naar Stand-by:" is ingesteld op "Nooit" kan het systeem toch op stand-by overgaan als de accu bijna leeg is.

              Tip Kortere tijden spaart de accu.



              Controleer de energieniveau's van uw systeemapparaten
              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Energie en selecteer vervolgens het tabblad Apparaatstatus.

              Opmerking Als u het tabblad Apparaatstatus niet ziet, is passief energiebeheer ingeschakeld. Raadpleeg Apparaat uitschakelen als het niet actief is voor de instellingen voor passief energiebeheer.

              Alle apparaatonderdelen met actief energiebeheer ingeschakeld, verschijnen in de linkerkolom met het huidige energieniveau in de rechterkolom. Het energieniveau kent een bereik van "Hoog (D0)" (het apparaat is ingesteld op het hoogste energieniveau) tot "Uit (D4)" (het apparaat is ingesteld op het laagste energieniveau).



              Land- en taalinstellingen

              Met de land- en taalinstellingen kunt u opties voor uw land en taal instellen:

              Landinstellingen
              Invoertaal
              Taal van de gebruikersinterface

              Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik op Land- en taalinstellingen om de land- en taalinstellingen te openen.


              Landinstellingen

              Hiermee stelt u de weergave van getallen, valuta, datums en tijden in.

              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Land- en taalinstellingen.
              3. Selecteer het tabblad Landinstellingen.
              4. Selecteer uw locatie in de keuzelijst.
              5. Selecteer de knop Aanpassen om de weergave van getallen, valuta, datums en tijden te wijzigen.
              6. Selecteer de opties die u wilt gebruiken in het dialoogvenster Landinstellingen aanpassen.

              Zie ook
              Land- en taalinstellingen
              Invoertaal
              Taal van de gebruikersinterface


              Taal van de gebruikersinterface

              De taal van de gebruikersinterface is de taal die wordt gebruikt in menu's, dialoogvensters en waarschuwingsberichten.

              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Land- en taalinstellingen.
              3. Selecteer het tabblad Taal van de gebruikersinterface.
              4. Selecteer de taal die u wilt gebruiken in de keuzelijst.

              OPMERKING: Bij het instellen van de taal van de gebruikersinterface wordt het apparaat opnieuw ingesteld.
              Om gegevensverlies te voorkomen wordt u aangeraden de taal van de gebruikersinterface alleen te wijzigen wanneer u het apparaat voor het eerst instelt.

              Zie ook
              Land- en taalinstellingen
              Landinstellingen
              Invoertaal


              Invoertaal

              De invoertaal is de toetsenbordtaal die u gebruikt om informatie op uw apparaat in te voeren.

              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Land- en taalinstellingen.
              3. Selecteer het tabblad Invoertaal.
              4. Selecteer de standaardtaal in de keuzelijst Standaardinvoertaal. Dit is de invoertaal die u wilt gebruiken wanneer u het apparaat opstart.
              5. Selecteer de talen die u van plan bent te gebruiken uit de lijst Geïnstalleerde invoertalen. Verwijder het vinkje bij iedere taal die u niet wilt gebruiken.

              OPMERKING: Bij het instellen van de invoertaal wordt het apparaat opnieuw ingesteld. Om gegevensverlies te voorkomen wordt u aangeraden de invoertaal alleen te wijzigen wanneer u het apparaat voor het eerst instelt.

              Zie ook
              Land- en taalinstellingen
              Landinstellingen
              Taal van de gebruikersinterface


              Programma's verwijderen

              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Programma's verwijderen.
              3. Selecteer het programma dat u wilt verwijderen in de lijst Programma's.
              4. Selecteer Verwijderen.

              Opmerkingen



              Stift

              Het aanraakscherm opnieuw kalibreren
              De dubbeltiksnelheid van de stift aanpassen


              Het aanraakscherm opnieuw kalibreren

              In de wizard Welkom hebt u met de stift op een doel getikt om de druk in te stellen waardoor het scherm op het tikken met de stift reageert. Ga als volgt te werk als het apparaat niet goed op het tikken reageert:

              Zie ook
              De dubbeltiksnelheid van de stift aanpassen


              De dubbeltiksnelheid van de stift aanpassen
              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Stift.
              3. Dubbeltik op het raster op het tabblad Dubbeltikken om een comfortabele snelheid in te stellen.
              4. Dubbelklik op het clapboard om de instellingen te testen.
              Zie ook
              Het aanraakscherm opnieuw kalibreren


              Systeem

              RAM-toewijzing aanpassen
              Programma's in ROM


              RAM-toewijzing aanpassen
              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Systeem.
              3. Verplaats de schuifknop op het tabblad Geheugen als u meer geheugen wilt toewijzen voor programma's of opslag.
                Als u niet genoeg ruimte hebt voor een bestand, vergroot u de hoeveelheid opslaggeheugen.
                Als het mobiele apparaat traag werkt, probeert u dit te verhelpen door de hoeveelheid programmageheugen te vergroten.
              Opmerkingen Zie ook
              Apparaat uitschakelen als het niet actief is
              Programma's in ROM


              Programma's in ROM

              De programma's die u met het mobiele apparaat hebt gekocht, bevinden zich in ROM en blijven bewaard nadat het apparaat volledig opnieuw is ingesteld. Programma's die u op het apparaat installeert, bevinden zich in RAM en moeten opnieuw worden geïnstalleerd nadat het apparaat volledig opnieuw is ingesteld. Als u problemen hebt met het opnieuw installeren van programma's, past u de RAM-toewijzing aan.

              Zie ook
              RAM-toewijzing aanpassen


              Taakbalk en menu Start

              De taakbalk verbergen
              Instellingen van de taakbalk wijzigen
              Het menu Start uitbreiden


              De taakbalk verbergen
              1. Selecteer Start > Instellingen > Taakbalk > Taakbalk en menu Start.
              2. Selecteer Automatisch verbergen.

              Zie ook
              Instellingen van de taakbalk wijzigen
              Pictogrammen op de taakbalk



              Instellingen van de taakbalk wijzigen
              1. Selecteer Start > Instelling > Taakbalk en menu Start.
              2. Selecteer de gewenste opties.

              Zie ook
              De taakbalk verbergen
              Pictogrammen op de taakbalk



              Het menu Start uitbreiden
              U kunt het menu Start zo instellen dat het een menu weergeeft met alle beschikbare Configuratiescherm-invoegtoepassingen.
              1. Selecteer Start > Instellingen > Taakbalk en menu Start...
              2. Selecteer de tab Geavanceerd.
              3. Selecteer Het Configuratiescherm openen.
              4. Selecteer OK.

              In het vervolg kunt u alle menu-opties van het Configuratiescherm weergeven als u het menu Start opent.

              Zie ook
              Configuratiescherminstellingen


              Volume en geluiden

              Volume en geluiden aanpassen
              Geluiden van gebeurtenissen wijzigen


              Volume en geluiden aanpassen
              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Volume en geluiden.
              3. Selecteer de gewenste opties op het tabblad Volume.

              Tip Als u geluiden uitschakelt, spaart u energie en verlengt u de levensduur van de accu's.

              Zie ook
              Geluiden van gebeurtenissen wijzigen


              Geluiden van gebeurtenissen wijzigen
              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Volume en geluiden en selecteer vervolgens het tabblad Geluid.
              3. Selecteer een gebeurtenis in de lijst Gebeurtenis.
              4. Selecteer een geluid in de lijst Geluid.
                Als u een geluid van de geselecteerde gebeurtenis wilt verwijderen, selecteert u Geen.
              5. Als u de wijzigingen in een ander schema wilt opslaan, selecteert u Opslaan als en geeft u het geluidsschema een naam.
                Als u een geluidsschema wilt verwijderen, selecteert u het in de lijst en selecteert u Verwijderen.

              Tip Als u snel alle geluiden van gebeurtenissen wilt uitschakelen, selecteert u Geen geluiden in de lijst Schema.

              Zie ook
              Volume en geluiden aanpassen


              Digitale certificaten beheren

              Certificaten worden in sommige toepassingen gebruikt om vertrouwensrelaties aan te duiden en veilig te kunnen communiceren. Certificaten worden ondertekend en uitgegeven door speciale instanties en zijn gedurende een bepaalde periode geldig. In Windows CE zijn verschillende certificatenarchieven aanwezig.

              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm.
              2. Open het pictogram Certificaten.
              3. Selecteer het certificatenarchief dat u wilt bekijken of aanpassen in de vervolgkeuzelijst op het tabblad Archieven. Het archief Vertrouwde instanties bevat de certificaten van het hoogste niveau van de instanties die u vertrouwt. Het archief Mijn certificaten bevat uw persoonlijke certificaten, waarmee u uzelf kenbaar maakt. Bemiddelende instanties die helpen bij het tot stand brengen van een vertrouwensketen worden opgeslagen in het archief Andere instanties.
              4. Selecteer Importeren als u een certificaat of de daaraan gekoppelde persoonlijke sleutel wilt toevoegen aan het geselecteerde archief.
              5. Kies Weergeven als u meer informatie over het geselecteerde certificaat wilt weergeven, zoals de uitgebreide naam of vervaldatum.
              6. Kies Verwijderen als u het geselecteerde certificaat uit het archief wilt verwijderen.


              Opslagmanager

              Opslagapparaten beheren
              Schijfpartities beheren
              Een nieuwe partitie maken
              Geavanceerde functies voor partities


              Opslagapparaten beheren

              De namen van de beschikbare opslagapparaten worden weergegeven in de vervolgkeuzelijst. Selecteer een apparaat in de lijst als u informatie over de schijf wilt weergeven of opslagbewerkingen wilt uitvoeren.



              Schijfpartities beheren

              De beschikbare partities van het geselecteerde opslagapparaat worden weergegeven in de keuzelijst.

              Zie ook
              Een nieuwe partitie maken
              Geavanceerde functies voor partities


              Een nieuwe partitie maken

              1. Als u een nieuwe partitie wilt maken, selecteert u een opslagapparaat in de lijst en selecteert u vervolgens Nieuw.
              2. Voer de naam van de nieuwe partitie in.
              3. Voer de grootte (in sectoren) van de nieuwe partitie in of schakel het selectievakje Gebruik alle beschikbare schijfruimte in.
              4. Selecteer OK om de partitie te maken of selecteer X om de opdracht te annuleren.


              Geavanceerde functies voor partities

              Als u de geavanceerde functies voor partities wilt weergeven, selecteert u een partitie en selecteert u vervolgens Eigenschappen.

              Opmerkingen

              Bluetooth

              Gebruik Bluetooth in het Configuratiescherm en ontdek en beheer Bluetooth-apparaten.

              Zoeken naar Bluetooth-apparaten
              Apparaatverificatie
              Het apparaat van de vertrouwenslijst verwijderen
              Een apparaat actief maken

              Opmerking Open het onderdeel Bluetooth door te klikken op Start > Instellingen > Configuratiescherm en door vervolgens te dubbelklikken op Bluetooth.



              Zoeken naar Bluetooth-apparaten

              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Bluetooth.
              2. Druk op de knop Apparaat zoeken. Dit start het zoekproces. Als het zoekproces een Bluetooth-apparaat dichtbij vindt, zal het worden toegevoegd aan de lijst Niet vertrouwd.
              3. U kunt vervolgens de apparaten kiezen waarmee u een vertrouwde relatie wilt opbouwen. Raadpleeg het gedeelte Apparaatverificatie voor meer informatie over het verifiëren van een apparaat waarmee u een vertrouwde relatie wilt opbouwen.
              Zie ook
              Apparaatverificatie
              Het apparaat van de vertrouwenslijst verwijderen
              Een apparaat actief maken


              Apparaatverificatie

              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Bluetooth.
              2. Klik op het apparaat dat u wilt verifiëren in de keuzelijst Niet vertrouwd.
              3. Klik op de knop "-->". Als het apparaat moet worden geautoriseerd, verschijnt er een dialoogvenster waarin u om een PIN ( Personal Identification Number ) voor het apparaat wordt gevraagd. Als het apparaat is geverifieerd en vertrouwd wordt bevonden wordt het naar de lijst Vertrouwd verplaatst.
              Zie ook
              Zoeken naar Bluetooth-apparaten
              Het apparaat van de vertrouwenslijst verwijderen
              Een apparaat actief maken


              Het apparaat van de vertrouwenslijst verwijderen

              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Bluetooth.
              2. Klik op het apparaat dat u wilt verwijderen in de lijst Vertrouwd.
              3. Klik op de knop "<--" om het apparaat Niet vertrouwd te maken.
              4. Klik op de knop DEL om het item uit de cache te verwijderen.
              Zie ook
              Zoeken naar Bluetooth-apparaten
              Apparaatverificatie
              Een apparaat actief maken


              Een apparaat actief maken

              Per klasse kan slechts één apparaat als actief worden gemarkeerd en standaard worden gebruikt.

              1. Selecteer Start > Instellingen > Configuratiescherm en dubbelklik vervolgens op Bluetooth.
              2. Klik met de rechtermuisknop op het apparaat waarvan u de actieve status wilt wijzigen in de keuzelijst Vertrouwd.
              3. Selecteer Actief in de pop-uplijst om het apparaat als actief te markeren.
              Zie ook
              Zoeken naar Bluetooth-apparaten
              Apparaatverificatie
              Het apparaat van de vertrouwenslijst verwijderen


              Index toegankelijkheid
              Bluetooth, apparaatverificatie
              Bluetooth, apparaat actief maken
              Bluetooth, apparaat uit vertrouwenslijst verwijderen
              Bluetooth, apparaten zoeken
              accu's, automatisch uitstellen
              accu's, sparen
              accu's, accu's sparen
              accu's, slaapstand
              certificaten
              verbinding, pc-instellingen
              verbinding, instellingen kieslocatie
              verbinding, instellingen kiespatroon
              apparaat, stift kalibreren
              apparaat, stift herkalibreren
              apparaat, dubbeltiktijd
              apparaat, instellingen muis
              apparaat, instellingen taakbalk
              apparaat, datum instellen
              apparaat, tijd instellen
              apparaat, taakbalk weergeven/verbergen
              geluiden, gebeurtenissen
              geluiden, wijzigen
              geluiden, aan/uit
              geluiden, volume
              opslag, opslagapparaten
              geheugen, RAM-toewijzing aanpassen
              eigenaar, naam apparaat
              eigenaar, identificatie eigenaar
              eigenaar, wachtwoord
              programma's, in ROM
              programma's, programma's verwijderen